Werken na je vijfenzestigste is een taboe. Volgens de doctrine uit de vorige eeuw word je immers geacht om ‘van je oude dag te genieten’, of ‘leuke dingen te gaan doen’. Dit zijn in mijn ogen voor kenniswerkers volstrekt achterhaalde noties. Het fenomeen pensioen is uitgevonden door Bismarck in het midden van de 19e eeuw. De leeftijdsgrens werd gesteld op vijfenzestig omdat de gemiddelde levensverwachting destijds zevenenzestig was – het moest natuurlijk niet te duur worden. In Nederland werd het pensioen van staatswege ingevoerd in 1947 door Drees, aan wie wij de AOW te danken hebben.
Bismarck en Drees
Dit alles is anderhalve eeuw na Bismarck en vijfenzeventig jaar na de invoering van de AOW niet heel relevant meer. In de tijd van Drees bestond de overgrote meerderheid van de beroepsbevolking uit ongeschoolde arbeiders zonder arbeidszekerheid, zonder reserves en zonder pensioenregeling. Dat is nu, na decennia van welvaartstoename en van het mantra: ‘hoe hoger opgeleid hoe beter’ wel anders. Veel hoog opgeleiden worden door hun werkgevers op een leeftijd tussen de zestig en zevenenzestig verplicht met pensioen gestuurd. Gewoontedieren als wij zijn aanvaarden wij dat – het is wel gemakkelijk toch? Ik pleit ervoor de vanzelfsprekendheid overboord te gooien en veel meer open te staan voor mensen die besluiten om wél door te willen werken.
‘Jan, hoe oud ben jij eigenlijk? …. Oh, 67 al? ….. Waarom werk je dan nog?’
Ik behoor tot de minderheid die tegen de stroom oproeit: ik werk door op mijn zevenenzestigste terwijl dat financieel niet meer hoeft. Talloze malen wordt mij gevraagd, direct dan wel besmuikt verpakt, waarom ik nog werk. De vragensteller voelt zich ongemakkelijk – misschien vraag ‘ie wel naar een intiem detail. Ik zal toch niet mijn geld erdoor gejaagd hebben? Dus aarzelend, maar prangend komt de vraag op tafel: waarom werk je nog? Hieronder ligt een heel complex van aannames, tradities en gevoeligheden. Een mijnenveld, dat je maar beter niet kunt betreden. Ik zal dat nu toch doen – het is immers mijn werk om mensen te bevragen over hun werkend leven. Laat ik mijzelf die vraag dan ook hardop stellen: “Jan, waarom werk je eigenlijk nog?”
Plezier in het leven, plezier in mijn werk
Ik houd van dit werk omdat het een beroep doet op mijn kernkwaliteiten: empathie, denkvermogen en -snelheid om de wereld van mijn hoogreikende en veeleisende cliënten te begrijpen, verbale vaardigheid om woorden te vinden voor emotioneel gecompliceerde punten. Geduld om kwesties te ontrafelen en de moed ze te benoemen. Dagelijks onderwerp ik mijzelf in gesprekken met cliënten aan de test: kan ik het nog? De aanhoudende stroom cliënten geeft mij een gevoel van bevestiging. Ik kan dit werk lang volhouden omdat ik eigen baas ben – en daarom vrij van de elementen ben die werk voor een zestiger bij een grote organisatie zo lastig maken: dwingende werktijden, de verplichting je te voegen in het grote geheel, de onnuttige uren van vergaderingen etc., de hiërarchie, de bureaucratie.
Als eigen baas heb ik alle vrijheid. Mijn werk is mijn hobby, dus het voelt niet als werk. Ik heb comfortabele, rijk geschakeerde werkdagen, ontmoet veel relevante en interessante mensen. Mijn werk laat mij doen waar ik goed in ben: mensen door transities in hun werkend leven loodsen. Ziedaar het antwoord. Om ervan af te zijn bedien ik mijzelf ook wel van het kortere antwoord: omdat mijn vrouw mij niet thuis wil hebben tussen 8-18 uur.
Wat ook wel een beetje waar is.
Arbeidsvreugde – en nog nuttig ook!
Als veel meer mensen de keuze zouden maken die ik maak, dan verminderen wij de tekorten op de arbeidsmarkt. Het is toch van de zotte dat de markt schreeuwt om gekwalificeerde mensen, maar dat wij die verplicht naar huis sturen op hun zevenenzestigste? Een flink deel van deze mensen wil best doorwerken, mits dat praktisch en qua regelgeving mogelijk wordt gemaakt. En denk eens aan de winst qua levens- en arbeidsvreugde op individueel niveau. Hoeveel levens weer in een goede stroom komen omdat de betrokkene werk heeft dat hij graag doet en goed kan? Waarbij hij zijn talenten benut, een bijdrage levert en meetelt. Maatschappelijk én individuele winst ligt voor het grijpen. Een klassieke win/win situatie!
Oude knarren moeten blijven werken. Omdat het nuttig is, omdat het moet, omdat het kan. Omdat mijn werk mij scherp houdt. Maar ook omdat ik niet vóór 18.00 uur thuis mag komen. En omdat ik ’s avonds een leuker mens ben na een dag op kantoor.
Ik ben Jan Quist, oprichter van QUIST Executive Coaches. Al meer dan 22 jaar begeleid ik executives uit het bedrijfsleven bij transities in carrières of leiderschap.
Dit bericht verscheen eerder op LinkedIn.